Wijziging van het geldelijk statuut van het gemeentepersoneel – Artikels 16 tot 20 – Diensten verricht in de privésector : Afschaffing van de wachttijd van twee jaar en van de limiet van zes jaar voor het in aanmerking nemen van de anciënniteit – Diensten

DE RAAD,
Herzien zijn beraadslaging van 17 april 1997, refert 17.04.97/A/023, houdende « nieuw geldelijk statuut van het gemeente personeel », beraadslaging  die zijn uitwerking mag hebben volgens brief van 16 september 1997, refert 002-97/9283mav, van de voogdijdienst van het Ministerie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;
Herzien zijn beraadslaging van 23 juni 2005, refert 23.06.2005/A/002, houdende geldelijk statuut van het gemeente personeel – wijzigingen – diensten verricht in de privésector;
Gezien het voorstel van de Raad van bestuur van 19 februari 2020 ;
Gezien het besluit van het College van Burgemeester en Schepenen van 10 mart 2020;
Gezien het Koninklijk Besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het openbaar ambt;
Gezien de omzendbrief nummer 592 van 3 december 2008 betreffende de geldelijke anciënniteit van de personeelsleden van het administratief openbaar ambt;
Gezien het advies van de UCM;
Gezien dat het steeds minder wordt geaccepteerd en werkbaar om bij de aanwerving geen rekening te houden met de beroepservaring in de privésector, terwijl bij de berekening van de beloning van nieuwe werknemers rekening wordt gehouden met alle anciënniteit in publieke sector;
Gezien de akkoordovereenkomst van het onderhandelingscomité;
Op voorstel van het Schepencollege ;
Gelet op de artikels 117 en 145 van de nieuwe gemeentewet ;
BESLIST:
Zijn beraadslaging van 17 april 1997 houdende Sociaal Handvest – Nieuwe geldelijk statuut van het gemeentepersoneel als volgt te wijzigen :
Artikel 16
Als diensten verricht in de openbare sector dienen beschouwd te worden alle door de ambtenaar gepresteerde diensten in om het even welke hoedanigheid, als titularis van een bezoldigd ambt met volledige of deeltijdse prestaties in:
  • de diensten van de Europese Unie of van de Zwitserse Bondsstaat;
  • de diensten van de federale Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenteschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie of andere openbare diensten;
  • de plaatselijke besturen;
  • de Afrikadiensten;
  • de onderwijsinstellingen van de gemeenschappen, de door een weddetoelage gesubsidieerde onderwijsinstellingen, de diensten voor onderwijs- of beroepsoriëntatie of de vrije door een weddetoelage gesubsidieerde psycho-medische en sociale centre;
  • de publiekrechtelijke en vrije universiteiten ongeacht de oorsprong van hun financiën;
  • een overheidsdienst die vergelijkbaar is met één van die welke hierboven zijn opgesomd van een staat van de Europese Unie, als onderdaan van één van de Lid-Staten of van de Zwitserse Bondstaat.
Niettegenstaande, blijven de pensioengerechtigde dienstjaren afhankelijk van andere lidstaten ten laste van deze staten.
De diensten verricht in de openbare sectoren buiten de Europese Unie worden met diensten verricht in de privé sector gelijkgesteld.
Een attest of een overtuigend stavingstuk van de “openbare” werkgever, met vermelding van de data van effectieve dienst, werktijd coëfficiënt en uitgeoefende functie dient bij de dienst bezoldigingen van ons bestuur te worgen overgemaakt.
Artikel 17
De nuttige dienstjaren die als aanwervingsvoorwaarden gelden worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van de geldelijke anciënniteit, daar deze dienstjaren reeds verrekend zijn in de wedde die aan de betrekking in kwestie verbonden is.
Artikel 18
De in aanmerking komende dienstjaren worden berekend per kalendermaand; de diensten die geen volle maand bestrijken, worden niet meegeteld.
B) Diensten verricht in de privé-sector of als zelfstandige (hoofdzakelijk)
Artikel 19
De dienstjaren, verricht in de privé-sector of als zelfstandige (hoofdzakelijk), worden volledig als geldelijke anciënniteit gevaloriseerd.
  • De in aanmerking komende dienstjaren worden berekend per kalendermaand; de diensten die geen volle maand bestrijken, worden niet meegeteld.
  • Enkel de diensten in de privé-sector of als zelfstandige (hoofdzakelijk) die rechtsreeks en op onbetwistbare wijze nuttig zijn voor de beklede betrekking binnen ons bestuur kunnen worden weerhouden;
  • Een attest of een overtuigend stavingstuk van de "privé" werkgever, met vermelding van de data van effectieve dienst, werktijd coëfficiënt en kwalificatie van de functie dient bij de dienst bezoldigingen van ons bestuur overgemaakt te worden.
  • Voor zelfstandigen, dienen een bewijs van aansluiting van een sociaal verzekeringskas (datum van bezigheid, hoofdzakelijk of gelijktijdig, betalingsbewijs voor socialezekerheidsbijdragen) en een uittreksel van de Kruispuntbank van ondernemingen (soort activiteit) bij de dienst bezoldigingen van ons Bestuur overgemaakt te worden.
  • Voor advocaten, geneesheren, architecten…, kan een attest van de beroepsorde waartoe de betrokkene behoorde vereist worden.
  • De aanvraag om professionele ervaring uit de privé-sector of als zelfstandige te laten valoriseren, moet binnen de drie maanden na de indiensttreding gedaan worden.
Artikel 20
Het artikel 19 is enkel van toepassing voor de volgende personeelsleden met uitzondering van het onderwijzend personeel:
  • contractuele personeelsleden die een anciënniteit van ten minste 2 jaar binnen ons Bestuur tellen,
  • beambten in stage in aanloop van vaste benoeming,
  • vastbenoemde beambten,
die onmiddellijk in het nieuw organiek stelsel van het Sociaal Handvest worden aangeworven, d.w.z. vanaf 1 januari 1995 1 maart 2020.
Onderhavige beraadslaging zal overgemaakt worden aan de Heer Minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest belast met Plaatselijke Besturen.