Reglement voor het uitrollen langs de gemeentewegen van een netwerk van laadpalen voor elektrische voertuigen

I. DUUR EN BEOORDELINGSGRONDSLAG

Artikel 1

§1 Een jaarlijkse belasting op oplaadpunten voor elektrische voertuigen geplaatst op de openbare weg wordt ingevoerd ten voordele van de gemeente Oudergem, met ingang van 1 april 2025 en voor een duur van 6 jaar eindigend op 31 maart 2031.

Voor de toepassing van deze bepalingen worden openbare wegen als volgt gedefinieerd

  • Een landweg die door het publiek wordt gebruikt, onafhankelijk van de eigendom van de basis ervan, met inbegrip van de bijgebouwen die nodig zijn voor het onderhoud ervan, en waarvan het beheer onder de verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur valt;
  • Alle andere plaatsen die bestemd zijn voor het gebruik door iedereen, zonder beperking van de toegang

II. TARIEVEN

Artikel 2

§1 Het jaarlijkse tarief van de belasting bedraagt 125,00; - EUR/per - oplaadpunt.

Elk oplaadpunt met meerdere oplaadpunten voor het opladen van een elektrisch voertuig wordt geacht evenveel belastbare eenheden te omvatten als er oplaadpunten zijn.

§2 De belasting is verschuldigd voor het hele jaar, vanaf 1 januari van het belastingjaar voor alle belastbare eenheden die onder deze regeling vallen en geïnstalleerd zijn op 1 januari van het belastingjaar.

In afwijking hiervan wordt bij wijziging in de loop van het belastingjaar van de houder van het zakelijk recht of van de natuurlijke of rechtspersoon die het recht exploiteert, de belasting geheven van de verschillende houders van het zakelijk recht of van de verschillende natuurlijke of rechtspersonen die het recht exploiteren, naar evenredigheid van het aantal maanden waarin zij houder van het zakelijk recht of exploitant zijn geweest.Elke begonnen maand wordt als een volledige maand beschouwd.Deze verdeling van de belasting op maandelijkse basis naar rato tussen de verschillende betalingsplichtigen is niet automatisch en het is de verantwoordelijkheid van de betalingsplichtige op 1 januari van het belastingjaar om de gemeente schriftelijk op de hoogte te stellen van de wijziging van de houder van het zakelijk recht of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het onroerend goed exploiteert, binnen een termijn van vijftien dagen na de wijziging.

§3 In geval van intrekking van de exploitatie van de voorwerpen die onder dit reglement vallen in de loop van het jaar, kunnen noch de exploitant noch de houder van het zakelijk recht op deze voorwerpen aanspraak maken op enige vergoeding.

III. BELASTINGPLICHTIGE

Artikel 3

De belasting is verschuldigd :

  • Door de natuurlijke of rechtspersoon die het oplaadpunt voor elektrische voertuigen exploiteert.

IV. VRIJSTELLING

Artikel 4

§1 Elke belastingplichtige wiens onderneming gevestigd is in een gebied waar werken aan de openbare weg worden uitgevoerd waarvan de uitzonderlijke omvang zijn economische toestand ernstig kan schaden, kan op initiatief en bij beslissing van de raad worden vrijgesteld.

§2 De vrijstelling wordt berekend in verhouding tot de duur van de werken. De belastingplichtigen worden schriftelijk op de hoogte gebracht van de beslissing.

V. VERKLARING

Artikel 5

§1 Elk jaar stuurt het gemeentebestuur aan de belastingplichtige een aangifteformulier dat hij ingevuld, gedateerd en ondertekend moet terugsturen binnen de 15 dagen na de verzendingsdatum die op het formulier is vermeld;

Belastingplichtigen die het formulier niet hebben ontvangen, moeten er uiterlijk op 31 december van het belastingjaar een aanvragen en het binnen 15 dagen na de op het formulier vermelde verzenddatum terugsturen.

§2 De belastingplichtige moet bij zijn aangifte alle bewijsstukken voegen die betrekking hebben op zijn status, zijn persoonlijke situatie of zijn verklaringen. Bovendien moet hij, op verzoek van de Administratie en zonder zich te moeten verplaatsen, alle boeken en documenten voorleggen die nodig zijn om de belasting vast te stellen.

§3 In geval van wijziging van de belastinggrondslag moet binnen vijftien dagen na deze wijziging een nieuwe aangifte worden gedaan bij de gemeentelijke overheid.

§4 Elk nieuw apparaat of oplaadpunt voor elektrische voertuigen dat in de loop van een boekjaar wordt geïnstalleerd, moet binnen dezelfde periode van vijftien dagen worden aangegeven.

Artikel 7

De verklaring blijft geldig voor de volgende belastingjaren totdat zij wordt ingetrokken.

Artikel 8

De bij de belastingdienst ingediende verklaring ontslaat niet van de verplichting om toestemming te verkrijgen van de bevoegde autoriteit indien deze vereist is.

VI. AMBTSHALVE BELASTINGEN

Artikel 9

§1 Indien de belastingplichtige geen aangifte indient binnen de vastgestelde termijn of indien hij een onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte indient, wordt de belasting ambtshalve geheven op basis van de gegevens waarover de gemeente beschikt.

§2 Alvorens over te gaan tot de ambtshalve aanslag, brengt de Administratie de belastingplichtige op de hoogte van de redenen voor het gebruik van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd, de methode voor het bepalen van deze elementen en het bedrag van de belasting.

§3 De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van de kennisgeving, om zijn opmerkingen schriftelijk in te dienen.

De belastingschuldige is verplicht de juistheid van de gegevens waarop hij zich beroept te bewijzen.

Het gemeentebestuur zal de belasting automatisch registreren als de belastingplichtige aan het einde van deze periode geen opmerkingen heeft gemaakt die de annulering van deze procedure rechtvaardigen.

§4 De ambtshalve vastgestelde belastingen kunnen worden verhoogd volgens de volgende schaal:

  • Bij een eerste overtreding: verhoging van 50% ;
  • Bij een tweede overtreding, ongeacht het jaar waarin de eerste overtreding is begaan: verhoging met 100%;
  • Voor de derde overtreding, ongeacht het jaar waarin de tweede overtreding werd begaan: een toeslag van 200%.

Onder overtreding wordt verstaan het niet indienen van een aangifte, het niet indienen van een aangifte op de vervaldatum, het onjuist, onvolledig of onnauwkeurig indienen van een belastbare situatie, ongeacht of deze betrekking heeft op dezelfde belasting en/of dezelfde verrekening. Voor het bepalen van de toe te passen schaal is er sprake van een tweede of volgende overtreding als de belastingbetaler op het moment van een nieuwe overtreding al minstens dertig kalenderdagen op de hoogte is van de toepassing van de boete voor een eerdere overtreding.

VII. CONTROLEMAATREGELEN

Artikel 10

§1 De voor de toepassing van dit reglement noodzakelijke controles, onderzoeken en geschillen worden vastgelegd door de daartoe door het college van burgemeester en schepenen aangewezen ambtenaar/ambtenaren.

§2 De door de ambtenaar of ambtenaren opgestelde verslagen zijn authentiek tot bewijs van het tegendeel.

VIII. TERUGVORDERING EN GESCHILLEN

Artikel 11

Deze belasting wordt geïnd door middel van een rol overeenkomstig de bepalingen van de ordonnantie van 3 april 2014 betreffende de vaststelling, de invordering en de geschillen inzake gemeentebelastingen en haar latere wijzigingen en de bepalingen van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen aangenomen op 13 april 2019.Artikel 12

§1. De belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger kan een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen. Dit bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend en moet, op straffe van verval, worden ingediend per post, door afgifte tegen ontvangstbewijs aan het loket van de gemeentelijke belastingadministratie, per fax of per elektronische post binnen een termijn van drie maanden vanaf de derde werkdag die volgt op de datum van verzending van het waarschuwingsuittreksel uit het kohier.

§2 Deze klacht moet worden gemotiveerd, gedateerd en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger.

§3 De belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger die wenst te worden gehoord, moet dit ook uitdrukkelijk vermelden in zijn klacht.

§4 Het indienen van een vordering schort de vervaldatum van de belasting en de nalatigheidsinteresten niet op.

IX. HANDHAVING

Artikel 13

Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 april 2025.