Reglement voor het gebruik van dienstvoertuigen van het Gemeentebestuur

Artikel 1 

Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder:

Dienstvoertuig: elk vervoersmiddel (personenwagen, gemengde wagen, minibus, monovolume, terreinwagen, SUV (sport utility vehicle) dat door de Administratie wordt gekocht of geleased en dat wordt gebruikt door bevoegde personen.

In elk geval kunnen technische voertuigen (bouwwagens, vrachtwagens, bussen, werkmachines, veegmachine, vacuümwagen, bulldozers, aanhangwagens enz.) die alleen kunnen worden ingezet voor specifieke technische werkzaamheden niet gezien worden als dienstvoertuigen binnen de bepalingen van dit besluit.

Personeel van wacht: Agenten die thuis beschikbaar moeten blijven om te kunnen reageren op alle verzoeken om dringende interventies van de Burgemeester, de Politie of het hoofd van de afdeling Wegen, buiten de openingsuren van de administratie of de normale werkuren. Verzoeken om interventie moeten het gevolg zijn van toevallige en ernstige gebeurtenissen die de veiligheid van personen en/of goederen in gevaar brengen.

Artikel 2 

Dienstvoertuigen mogen alleen gebruikt worden voor de verplaatsingen tijdens diensturen en in het kader van een dienstopdracht.   Het voertuig mag buiten de werkuren niet ter beschikking van de werknemer blijven staan.  Dienstvoertuigen zijn voorbehouden voor strikt professioneel gebruik. Elk privégebruik is volledig verboden. Om dit te verifiëren wordt per rit een reisverslag ingevuld met daarop de reisuren en het aantal afgelegde kilometers. Er wordt een periodieke controle van de kilometers uitgevoerd.

Artikel 3 

Dienstvoertuigen maken deel uit van een wagenpark. De persoon die verantwoordelijk is voor de stadskar beheert het wagenpark. De voertuigen worden toegewezen door beroepsteams op basis van hun specifieke behoeften. De wagenparkbeheerder blijft er verantwoordelijk voor.

Artikel 4 

Woon-werk verkeer is verboden. Voertuigen moeten, buiten werktijd, teruggebracht worden naar de parkings van het Bestuur. Er wordt dagelijks een controle-formulier opgesteld.

Artikel 5 

In afwijking van artikel 4, mag een personeelslid, dat in het kader van zijn functie, een wachtdienst vervult en oproepbaar moet zijn, met zijn dienstvoertuig naar zijn woning terugkeren. (Maximaal 39 dagen per jaar)

Tijdens de terugkeer zijn er geen privé-activiteiten met het genoemde voertuig toegestaan (de kinderen van school halen of boodschappen doen bijvoorbeeld...)

Aangezien het beroepsvoertuig buiten de eigenlijke werkuren ter beschikking van de werknemer blijft en privégebruik verboden is, controleert de administratie het verboden gebruik van voertuigen.

Hiervoor wordt per rit een reisverslag ingevuld met daarin de reisuren van de oproepkrachten en het aantal afgelegde kilometers. Er wordt een periodieke controle van de kilometerstand uitgevoerd.

Artikel 6 

In geval van overtreding van de bepalingen betreffende het gebruik van voertuigen is de tuchtregeling van toepassing.

Artikel 7 

Tot het oproeppersoneel behoren (oproepbaar/terugroepbaar): het hoofd van de afdeling Wegen en de hoofden van de afdelingen Vervoer-Garage-Openbare Netheid, Buitengebouwen-Beheer en Binnengebouwen-Sportcentrum.

Het wachtpersoneel omvat ook: het hoofd van de afdeling Groenplan in geval van een stormwaarschuwing, de agenten die verantwoordelijk zijn voor de winterwachters (volgens de wachtlijst gevalideerd door het College van Burgemeester en Schepenen) en "lokale festiviteiten" of "noodwachten".

Artikel 8 

Het ter beschikking stellen van een dienstvoertuig voor oproepkrachten is geen absoluut recht. Als een dienstvoertuig tijdelijk niet beschikbaar is, heeft de werknemer geen recht op compensatie vanwege het ontbreken van het voertuig.

Wachtdiensten die over een dienstvoertuig beschikken, kunnen niet genieten van een kilometervergoeding. 

Artikel 9 

De Administratie kan bij wijze van uitzondering een dienstvoertuig uitlenen aan een personeelslid voor zeer incidenteel en onbezoldigd gebruik.

De persoon die verantwoordelijk is voor de gemeentelijke kar beheert de uitleen van voertuigen.

Er moet een formeel verzoek worden ingediend en een schriftelijk document moet worden ingevuld.

Artikel 10 

Alle bestuurders in een dienstvoertuig moeten een voorbeeldige houding hebben ten aanzien van verkeersveiligheid en moeten zich volledig houden aan de geldende verkeersregels. Rijgedrag moet altijd hoffelijk zijn en autorijden moet altijd defensief en milieuvriendelijk zijn.

Artikel 11 

De Administratie kan de agent betalen/vergoeden voor het rijden, de transactie en de onmiddellijke inning. In bepaalde gevallen zal dan een solidariteitsbijdrage van 33% verschuldigd zijn aan de RSZ.

  • Verkeerboetes die voortvloeien uit de toestand van het rijdend materiaal en de conformiteit van de lading, vallen volledig onder de verantwoordelijkheid van de overheid en worden bij terugbetaling dan ook niet aanzien als een voordeel; De solidariteitsbijdrage is hierop niet vereist. De administratie vergoedt dit soort boetes. 
  • Verkeerboetes voortvloeiend uit zware verkeersovertredingen (3e en 4e graad) en snelheidsovertreding van 150,00 € en meer, moeten altijd beschouwd worden als ten laste van de werknemer. Een solidariteitsbijdrage van 33% zal geïnd worden. De administratie vergoedt dit soort boetes niet.
  • Verkeersboetes die voortvloeien uit lichte verkeersovertredingen (1e en 2e graad) en verkeersboetes van minder dan € 150. Zij zijn niet onderworpen aan de solidariteitsbijdrage tot een bedrag van 150 euro per jaar en per werknemer. Het bedrag van de overschrijding is onderworpen aan de solidariteitsbijdrage. Het bestuur vergoedt dit soort boetes in bepaalde gevallen, met instemming van het college van burgemeester en schepenen, maximaal één keer per jaar.

Artikel 12 

Het bestuur kiest de brandstofleverancier op basis van een overheidsopdracht. Per servicevoertuig wordt slechts één tankkaart verstrekt. Elektrische dienstvoertuigen worden opgeladen bij de oplaadpunten van de Autoriteit. De toegang tot de laadpalen van het Bestuur is volledig verboden voor ambtenaren voor hun privévoertuigen. Toegang met een beveiligde kaart maakt naleving van deze bepaling mogelijk.

Artikel 13 

Het mechanisch onderhoud van het dienstvoertuig valt onder de verantwoordelijkheid van het Bestuur en kan niet door de personeelsleden zelf worden geïnitieerd. Servicevoertuigen moeten schoon gehouden worden. Het schoonmaken van het voertuig is de verantwoordelijkheid van de bestuurder. Roken is niet toegestaan in de servicevoertuigen.

Artikel 14 

Dienstvoertuigen zijn onderworpen aan de technische keuring en reparaties die zijn voorzien in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving.

Artikel 15 

Dienstvoertuigen zijn gedekt door een verzekering voor minstens de volgende risico's: burgerlijke aansprakelijkheid, materiële schade, diefstal, brand, glasbreuk, natuurkrachten, inzittendenverzekering en rechtsbijstand. Alleen personen die betrokken zijn bij de door de agent uitgevoerde taken mogen in de dienstvoertuigen worden vervoerd.  Het vervoer van derden, andere dan het personeel van de administratie, is verboden, met uitzondering van het vervoer dat voortvloeit uit een verplichting die verband houdt met de eigen opdrachten van de dienst. Alleen agenten die voor het bestuur werken, mogen de voertuigen van de gemeentelijke kar besturen.