Raadzaal | Salle du Conseil
18. Raadzaal
In de raadzaal hangt het schilderij van Léon Houyoux: “ de soepbedeling”. Het werd geschilderd tijdens de grote oorlog in 1915. Het toont de inwoners van gemeente die aanschuiven voor de bevoorrading.
Léon Houyoux is in Brussel geboren, op 24 november 1856, maar woonde sinds 1908 in Oudergem, in het portiershuis, in Roodklooster. Daar zal hij overigens sterven, op 10 oktober 1940.
Houyoux was op negentienjarige leeftijd leerling van de Kunstacademie van Brussel. Hij reist regelmatig naar het buitenland, waar hij de verschillende stromingen in de schilderkunst ontdekt. Toch zal hij zich nooit aansluiten bij de een of andere groep maar ontwikkeld zijn eigen stijl. Houyoux schilderde veel in de vrije natuur en is tevens bekend voor zijn portretten en naaktschilderijen. Werk van de kunstenaar is te zien in de musea van Brussel, Elsene, Buenos Aires.
Théo (Théophile) Vanrysselberghe, geboren te Gent op 23/11/1862 en gestorven te Saint-Clair in Le Lavandou (Var) op 14/12/1926 was een Belgische neo-impressionistische schilder die, op het einde van de 19de eeuw, een sleutelrol speelde binnen de Europese kunstwereld. Nauwelijks 18 jaar oud neemt hij met twee portretten deel aan het driejaarlijkse Salon van Gent. De kunstenaar wordt beïnvloed door zijn leermeester Jean-François Portaels maar ook door de impressionisten Claude Monet en Auguste Renoir op de tentoonstelling van Les XX in 1886. Hij experimenteerde met de het pointillisme in 1887. Vanaf 1905 schildert Vanrysselberghe bijna uitsluitend landschappen van de Middellandse Zee en portretten van zijn vrouw en dochter, of van zijn broer Octave. Het vrouwelijk naakt wordt belangrijk, zoals in zijn monumentaal schilderij "Na het bad" (1910) Op het einde van zijn leven begon hij ook te beeldhouwen, zoals de bronzen "Kop van André Gide".
Louis Liévin Théophile Clesse (Elsene, 15 juni 1889 – aldaar, 9 februari 1961) was een Belgisch figuratief, postimpressionistisch kunstschilder, aquarellist en etser. Hij was bekend om zijn landschappen en haventaferelen.
Clesse studeerde aan de Academie voor Schone Kunsten te Elsene. Bij de firma Hermanus maakte hij kopieën naar schilderijen van oude meesters, bestemd voor salondecoraties. In 1907 nam Clesse deel aan het Driejaarlijks Salon te Brussel met een bosgezicht. Clesse organiseerde talloze individuele exposities in diverse galerijen te Brussel, Antwerpen en in provinciesteden.
Hij werkte frequent in de omgeving van Oudergem, waar de bossen en de vijvers hem bleven inspireren. In de jaren ’30 had hij een verblijf te Oudenburg. Van daaruit schilderde Clesse n: het Vlaamse platteland, kanaalgezichten afgezet met schuingewaaide bomerijen, pittoreske haventafereeltjes uit Oostende, Nieuwpoort en Zeebrugge… Ook Brugge boeide hem zeer.
Clesse was sedert 1910 lid van de Cercle Artistique et littéraire de Bruxelles; hij was lid van de aankoopcommissie van het Museum te Elsene, van de commissie van de École des Arts Industriels et des Beaux-Arts Hij was stichtend lid van de Association des Artistes Professionels de Belgique en stichtend lid en vicevoorzitter van de Cercle d’Art d’Ixelles.
Hij is begraven in Elsene met op zijn graf een gebeeldhouwd portret door René Cliquet (1899-1977)
Auguste Charles Louis Oleffe,geboren in St. Joost ten Node op 17/04/1867 en gestorven te Oudergem op 13/11/1931, was een Belgisch kunstschilder,lithograaf en tekenaar. Hij was een bewonderaar van Manet, Monet et Renoir en liet zich in zijn werken inspireren door hun stijl en kleurgebruik zoals in De Lente (1911) Op 24 jarige ouderdom treedt hij in het huwelijk en trekt naar de kust waar hij zich ten volle zal overgeven aan de schilderkunst. In de muzea Doornik en/of Antwerpen zijn zeezichten en vissers van Oleffe te zien. Zijn huis aan de Waversesteenweg 1885 bevindt zich een gedenkplaat
Alfred Bastien studeerde vanaf 1891 aan de Brusselse Academie en manifesteerde zich daarna op de Parijse Salons. Hij ontwikkelde in de loop der jaren een voorliefde voor de ‘echte schilderkunst’ die zich afzette tegen de ‘dode schilderkunst’ waartoe hij en zijn medestanders het impressionisme en het pointillisme rekenden. Bastien bezocht na 1897 o.a. Spanje en Algerije en ontwikkelde daar zijn voorliefde voor het gebruik van warme kleuren en oriëntaalse onderwerpen. Toen de Eerste Wereldoorlog in augustus 1914 uitbrak werd ook Bastien, als artillerist bij de Brusselse Burgerwacht, opgeroepen. Hij trok met de Belgische troepen mee tot Gent tot 13 oktober 1914 toen de Burgerwacht officieel ontbonden werd. Terugkeer naar Brussel was onmogelijk omdat deze stad inmiddels door de Duitse troepen was bezet. Bastien vluchtte vervolgens naar Engeland waar veel meer Belgische kunstenaars verbleven. In die periode ontstonden ook de eerste plannen om een panorama van de oorlogsgebeurtenissen te schilderen. Een in foldervorm uitgegeven panorama is te zien in de Vuurkruisenzaal op het niveau -1 van het gemeentehuis.
18. Salle du Conseil
Dans la salle du conseil, nous pouvons découvrir une peinture de Léon Houyoux: La distribution de la soupe. C'est durant la Grande Guerre, en 1915, que l'artiste la réalise. Elle montre les résidents de la commune faisant la file pour recevoir une soupe.
Léon Houyoux est né à Bruxelles, le 24 novembre 1856, mais a vécu à partir de 1908 à Auderghem, dans la conciergerie du Rouge-Cloître. Il y meurt le 10 octobre 1940.
À l'âge de 19 ans, Houyoux suit les cours de l'Académie des beaux-arts de Bruxelles puis voyage régulièrement à l'étranger où il observe les différents courants de l'art pictural. Il préfère apporter tous ses soins au développement de son propre style. Il peint beaucoup en pleine nature et est réputé pour ses portraits et ses nus académiques. Le travail de l'artiste peut être admiré dans les musées de Bruxelles, Ixelles, et Buenos Aires.
Dans cette même salle du conseil, nous pouvons également admirer une œuvre d'Auguste Oleffe: La dame aux gants. Charles Louis Auguste Oleffe est un peintre belge, lithographe et dessinateur. Il est né à Saint-Josse-Ten-Noode le 17 avril 1867 et est décédé le 13 novembre 1931 à Auderghem. Il est un admirateur de Manet, Monet et Renoir et a été inspiré, dans son travail, par leurs styles et leurs utilisations de la couleur comme pour sa peinture: Le printemps (1911). À l'âge de 24 ans, après son mariage, il part avec son épouse en bord de mer à Nieuport, où il peint les pêcheurs et des marines. Nous pouvons admirer certaines de ses œuvres à Tournai, Anvers, Bruxelles, Prague, Venise... Sur sa maison située chaussée de Wavre 1885, vous pourrez découvrir une plaque commémorative.
Louis Liévin Théophile Clesse (Ixelles, 15 juin 1889 - 9 février 1961) est un peintre figuratif belge impressionniste, aquarelliste et graveur. Il est connu pour ses paysages et scènes portuaires.
Clesse étudie à l'Académie des Beaux-Arts d'Ixelles. En 1907, il participe au Salon triennal de Bruxelles avec une scène de forêt. Clesse organise de nombreuses expositions individuelles dans différentes galeries à Bruxelles, Anvers et dans les villes de province.
Il travaille souvent dans les alentours d'Auderghem, où les forêts et les étangs l'inspirent. Dans les années 30, Clesse commence à peindre la campagne flamande, des canaux, mais également de pittoresques scènes portuaires de Zeebrugge et Ostende; Bruges le fascine aussi énormément.
Clesse devient en 1910 un membre du Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles; il est membre du comité d'achat du Musée d'Ixelles, du comité de l'École des Arts Industriels et des Beaux Arts. Il est également membre fondateur de l'Association des Artistes Professionnels de Belgique et membre fondateur et vice-président du Cercle d'Art d'Ixelles. Il est enterré à Ixelles où, sur sa tombe, René Cliquet (1899-1977) a sculpté un portrait.
Théo (Théophile) van Rysselberghe (Gand, 23 novembre 1862 - Saint-Clair Le Lavandou, France, 14 décembre 1926) est un peintre néo-impressionniste belge qui, à la fin du XIXe siècle, joue un rôle clé dans le monde de l'art européen. À 18 ans à peine, il prend part pour la première fois au Salon de Gand avec deux portraits. L'artiste est influencé par son professeur Jean-François Portaels, mais aussi par les impressionnistes Claude Monet et Auguste Renoir suite à l'exposition des XX en 1886. Il expérimente le pointillisme en 1887. À partir de 1905, Vanrysselberghe peint presque exclusivement des paysages de la Méditerranée et des portraits de sa femme et de sa fille, mais aussi de son frère Octave. Le nu féminin est un thème important pour lui, comme dans sa peinture monumentale Après le bain (1910). À la fin de sa vie, il commence à sculpter le bronze; une de ses œuvres est la Tête d'André Gide.
(Ce texte est largement inspiré du livre "Auderghem chemins faisant" de Louis Schreyers.)