Belasting-reglement op verhuurde gemeubelde kamers en gemeubelde appartementen in, private woningen, logeerhuizen , pensions of gelijkwaardige inrichtingen
Artikel 1
Er wordt ten bate van de gemeente Oudergem, vanaf 1 januari 2020 tot 31 december 2025 , een gemeentebelasting gevestigd op het ter beschikking stellen en de verhuur van gemeubelde kamers op appartementen in private woningen aan personen die niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van Oudergem.
Artikel 2
De belasting is verschuldigd door natuurlijke persoon of rechtspersoon, onder welke vorm of benaming ook, die de logies verhuurt aan personen die niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van Oudergem.
De belasting wordt geïnd zelfs als de gebruikte meubelen in het goed het onderwerp zijn van een apart huurcontract of apart gebruik van hoofdwoning.
De eigenaars van de door het reglement bedoelde gemeubelde woonruimten zijn hoofdelijk verantwoordelijk voor de betaling van de belasting.
Artikel 3
Zijn van de belasting vrijgesteld :
De uitbater van een toeristisch accommodatie onderworpen aan de ordonnantie van 23 december 2016 betreffende de gewestbelasting op de inrichtingen van toeristische logies ;
De kostscholen en andere onderwijsinrichtingen, de klinieken en alle organismen die een liefdadig of sociaal doel nastreven en de jeugdherbergen.
Artikel 4
De belasting is vastgesteld op drie honderd euro's ( 300 €) per jaar en per woning, welke ook de duur van de bezetting zijnde.
Nochtans wordt de belasting op vijfenzestig euro (65 €) teruggebracht voor zover de uitbater het bewijs kan inleveren dat de woning bezet is door een student die zijn hoedanigheid kan bewijzen.
Artikel 5
De belasting wordt geïnd door inkohiering.
De belastbare elementen worden geteld door het gemeentebestuur.
Het ontvangt van de betrokkenen een getekende verklaring volgens het model en binnen de termijn vastgesteld door het bestuur.
De betrokkenen die geen formulier zouden ontvangen hebben zijn niettemin verplicht spontaan aan het gemeentebestuur de elementen te verstrekken, die nodig zijn voor de toepassing van de belasting en dit ten laatste een maand na de ingebruikneming.
Elke uitbater moet aan de door het gemeentebestuur afgevaardigde toezichters vrije toegang tot zijn inrichtingen verlenen en zich onderwerpen aan de door het College van Burgemeester en Schepenen bepaald controles.
Artikel 6
Bij gebrek aan aangifte binnen de gestelde termijn of ingeval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte, zal de belastingplichtige van ambtswege belast worden op basis van de elementen waarover het gemeentebestuur kan beschikken.
Vooraleer wordt overgegaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent de gemeente aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd, de wijze van bepaling van deze elementen alsook het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de datum van verzending van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
De overtredingen worden vastgesteld door de beëdigde gemeentelijke ambtenaren daartoe speciaal aangewezen door het College van Burgemeester en Schepenen.
De door hen opgestelde processen-verbaal hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.
De ambtshalve ingekohierde belastingen kunnen worden verhoogd, onverminderd de betaling van het vastgesteld recht, met een bedrag dat gelijk is aan dit recht.
Ingeval van herhaling van de overtreding binnen het aanslagjaar, zal het bedrag van deze verhoging gelijk zijn aan het dubbel van het vastgesteld recht.
Artikel 7
Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van de ordonnantie betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake gemeentebelastingen, zijn van toepassing op de gemeentebelastingen de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 8 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen, artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dat Wetboek voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen, alsook het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet fiscale schuldvorderingen, met uitzondering van de artikelen 43 tot en met 48, van toepassing op dit belastingreglement voor zover ze niet specifiek de in dit Wetboek bepaalde fiscale schuldvorderingen betreffen.