Bijzonderbestemmingsplan Delta Partim 13
Gezien en definitief aangenomen door de Gemeenteraad op 28.02.2013
Letterlijke voorschriften
ARTIKEL 1: INLEIDING
ARTIKEL 1.1: VERBANDEN TUSSEN DE GRAFISCHE VOORSCHRIFTEN EN DE LETTERLIJKE VOORSCHRIFTEN
De letterlijke voorschriften vervolledigen en geven een overzicht van de inrichtingsmaatregelen die grafisch op het plan worden weergegeven. Daarnaast verduidelijken zij de op het bestemmingsplan onvermelde intenties, omdat deze zich niet tot grafische voorstelling lenen.
Bij tegenstrijdigheid tussen de op het plan grafisch weergegeven inrichtingsmaatregelen en deze voorschriften zijn de letterlijke voorschriften van toepassing.
De algemene voorschriften zijn overal van toepassing. Ze worden verduidelijkt door bijzondere voorschriften.
ARTIKEL 1.2: MAATINSCHRIJVINGEN
In het kader van de verwezenlijking van de dossiers voor aanvragen van stedenbouwkundige vergunningen verwijzen de plannen naar de hoogtecijfers van het NGI en vermelden de referentiehoogte van de laan, die 94 m bedraagt (ten noordoosten perimeter van BBP).
ARTIKEL 1.3 : GLOSSARIUM
De in de letterlijke voorschriften gebruikte termen verwijzen naar het glossarium van het Gewestelijk Bestemmingsplan, goedgekeurd bij besluit van de BHR van 3 mei 2001, en naar de definities van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening, goedgekeurd bij besluit van de BHR van 21 november 2006.
ARTIKEL 2: ALGEMEEN
ARTIKEL 2.1: ALGEMENE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN
Artikel 2.1.1: Bebouwbare oppervlakten
De totale bovengrondse vloeroppervlakte van de gebouwen die zich in de perimeter van het BBP bevinden, bedraagt niet meer dan 125.000 m², onverminderd wat wordt bepaald in artikel 3.4.
De niveaus en de bovengrondse en ondergrondse vloeroppervlakten worden bepaald op basis van het referentieniveau van de Triomflaan, dat overeenstemt met het door het NGI bepaalde hoogtecijfer van 94 m.
De site zou kunnen worden verstedelijkt via de aanleg van een vloerplaat die de mogelijkheid biedt om zich met de niveaus van de laan te verbinden.
Artikel 2.1.2: Inplanting
Aan de straatkant wordt de inplanting van de bovengrondse gebouwen vrij gelaten, voor zover dat de gebouwen bijdragen tot de structurering van de laan door de kromming ervan te benadrukken.
De inplanting van de gebouwen leeft de voorschriften van de non aedificandi zones na.
Artikel 2.1.3 Gevels
De gevels, met inbegrip van die van de bijgebouwen en de technische verdiepingen, worden behandeld alsof ze zichtbaar waren vanaf de openbare weg, met dezelfde behandeling als een gevel aan de straatkant.
Alle gevels, met inbegrip van de technische verdiepingen, worden voorzien van een stenen buitenbedekking en pleisterlaag.
Artikel 2.1.4: Daken
Dakhellingen zijn verboden.
De eventuele leidingen en kabels onder het dak moeten bedekt zijn en in het dak worden ingebouwd.
Artikel 2.1.5: Materialen
Maximaal 1/3 van de oppervlakte van de gevel van de bovengrondse gebouwen (ten opzichte van het referentieniveau van de laan) mag zijn uitgerust met metalen materialen.
ARTIKEL 2.2: ALGEMENE MILIEUVOORSCHRIFTEN
Artikel 2.2.1: Vloer
Het gebruik van middelen met het oog op de waterinsijpeling onder de bebouwde structuren is verboden.
Artikel 2.2.2: Groene zones
De onbebouwde bovengrondse ruimten en de ruimten die niet strikt bestemd zijn voor het verkeer, worden aangeplant. De ruimten die een specifieke bekleding nodig hebben voor de werking of de veiligheid van een activiteit, mogen afzien van de aanplanting.
De groene zones worden bij voorkeur aangelegd in volle grond. Indien de aanplanting niet mogelijk is in volle grond, wordt ze op een vloerplaat aangelegd.
De groene zones zijn zo veel mogelijk doorlopend, zichtbaar en toegankelijk vanaf de circulatieruimten. Ze worden bij voorkeur aangelegd als bloemenweide en/of plantsoen met heesters.
Buiten de bebouwde bovengrondse zones en de zones die bestemd zijn voor het verkeer, worden de grondoppervlakten bedekt met tuingrond van 0,60 m dik. In de mate van het mogelijke wordt deze dikte op regelmatige tijdstippen opgehoogd tot 0,80 m.
Er worden half ingegraven plantputten met een minimale diepte van 1 meter en een minimaal volume van 3,5 m³ aangelegd waar middelhoge en hoogstammige bomen kunnen groeien.
Artikel 2.2.3: Rioleringsnetwerk
Het rioleringsnetwerk op de site zal gescheiden zijn.
Artikel 2.2.4: Stormbekken
De inhoud van het stormbekken wordt berekend op basis van een ratio van 33 l per m² dakoppervlak in horizontale projectie. De grondoppervlakten die de ondergrondse structuren en infrastructuur overdekken en zelfs zijn bedekt met planten, worden beschouwd als daken en worden dus in aanmerking genomen voor de berekening van de inhoud van het stormbekken.
De ledigingsmodaliteiten zullen worden bepaald in overleg met de rioleringsnetwerkbeheerder.
Behoudens de technische haalbaarheid en het akkoord van de onderneming die instaat voor de riolering, gebeurt de op de site uit te voeren aansluiting op het regenwaternetwerk in een punt op het openbare rioleringsnetwerk.
Artikel 2.2.5: Hergebruik van afvloeiend hemelwater
Het afvloeiende hemelwater dat afkomstig is van niet-groendaken, wordt opgevangen in regenputten. De afmetingen van deze putten hangen af van de oppervlakte van het dak en de verwachte noden en zijn bedoeld om ten minste 50% van het jaarlijkse recupereerbare regenwater te hergebruiken.
ARTIKEL 2.3: ALGEMENE MOBILITEITSVOORSCHRIFTEN
Artikel 2.3.1: Parkeren
De term parkeren moet worden verstaan volgens de definitie van de wegcode.
Artikel 2.3.2: Verbinding Triomflaan-zuidelijke zone van de Delta site
Door de inrichting van de perimeter van het BBP kan er een verbinding worden gemaakt tussen de Triomflaan en de zuidelijke zone van de Delta site, die uitsluitend bestemd is voor voetgangers, fietsers en interventievoertuigen.
ARTIKEL 3: BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN
ARTIKEL 3.1: UITRUSTINGSZONE
Artikel 3.1.1: Bebouwde ruimte
§1 Bestemmingen
De bovengrondse vloeroppervlakte van de bebouwde ruimten van de zone bedraagt niet meer dan 105.000 m² (ten opzichte van het referentieniveau van de Triomflaan, dat overeenstemt met het door het NGI bepaalde hoogtecijfer van 94 m).
Deze zone is bestemd voor voorzieningen van collectief belang of van openbare diensten. Ze beoogt vooral het onthaal van een ziekenhuis en de aanvullende bestemmingen (handelszaken, opvang van gezinnen, technische uitrusting), evenals de eventuele uitbreiding ervan. De aanvullende bestemmingen bedragen niet meer dan 10% van de voor de zone toegelaten bovengrondse oppervlakte.
In deze zone bevinden zich eveneens de logistieke ruimten die nodig zijn voor de werking en de toegang tot de uitrustingszone.
Wanneer de volledige of gedeeltelijke uitbreiding van het ziekenhuis niet plaatsvindt, zijn de bestemmingen van de multifunctionele zone toegestaan binnen de grenzen van de bovengrondse vloeroppervlakte die nog beschikbaar is in de uitrustingszone en voor een maximale bovengrondse vloeroppervlakte van 30.000 m².
Behoudens compatibiliteit met de andere functies zijn productieve of logistieke activiteiten voor een maximale oppervlakte van 3.000 m² ook toegestaan.
§2 Hoogte van de gebouwen
De hoogte van de gebouwen, met inbegrip van de technische verdiepingen, overschrijdt het door het NGI bepaalde hoogtecijfer van 128 m niet.
Artikel 3.1.2: Toegang en verkeer
Er wordt voorzien in een doorlopende voetgangersverbinding tussen de Triomflaan en de ingangen van het ziekenhuis.
Artikel 3.1.3: Parkeren
Gemotoriseerde voertuigen mogen niet in openlucht parkeren. Parkeereenheden met een capaciteit van niet meer dan 25 plaatsen per eenheid, met een maximumtotaal van 75 plaatsen voor de hele zone, zijn wel toegestaan.
Deze parkeereenheden maken het voorwerp uit van een landschapsbehandeling van hoge kwaliteit.
Artikel 3.1.4: Groene zones
Bij aanwezigheid van onbebouwde ruimten langs de Triomflaan worden er op mensenhoogte (1m80) planten (hagen, struiken) aangeplant op de grens tussen de achteruitbouwzone en de uitrustingszone. Ze worden enkel onderbroken door de toegangswegen.
De eventuele hellingen van de onbebouwde ruimten langs de achteruitbouwzone worden aangelegd met dichte, halfhoge aanplantingen met verschillende plantenniveaus (hagen, struiken, bomen).
ARTIKEL 3.2: MULTIFUNCTIONEEL GEBIED
Artikel 3.2.1: Bebouwde ruimte
§1 Bestemmingen
Het multifunctionele gebied is bestemd voor handelszaken, hotels, voorzieningen van collectief belang of van openbare diensten en voor woningen.
De bebouwbare bovengrondse vloeroppervlakten (ten opzichte van het referentieniveau van de laan, dat overeenstemt met het door het NGI bepaalde hoogtecijfer van 94 m) bedragen maximaal 30.000 m², wetende dat per bestemming een mogelijke maximale bovengrondse vloeroppervlakte is vastgelegd:
- hotelgebouw: 10.000 m²
- handelszaken en grote speciaalzaken: 5.000 m²
- gebieden van collectief belang of van openbare diensten: 8.500 m²
- woningen: 14.500 m²
Om het publiek en de professionals te laten beschikken over actuele informatie over de resterende beschikbare oppervlakte per bestemming, heeft de gemeente een systeem ontwikkeld voor de bijwerking en de weergave van de informatie.
De handelszaken mogen enkel op de benedenverdieping worden ondergebracht. Horeca-activiteiten worden echter af en toe toegestaan, voor zover dat de werking ervan verenigbaar is met de bestaande functies.
§2 Hoogte van de gebouwen
De hoogte van de gebouwen, met inbegrip van de technische verdiepingen, overschrijdt het door het NGI bepaalde hoogtecijfer van 132 m niet.
De gebouwen in het perceel hebben een maximale hoogte die niet hoger is dan die van de gebouwen aan de kant van de laan.
Artikel 3.2.2: Parkeren
Gemotoriseerde voertuigen mogen niet in openlucht parkeren, uitgezonderd interventie- of medische dienstvoertuigen, gedeelde voertuigen en voertuigen voor het vervoer van personen met beperkte mobiliteit (PBM).
Artikel 3.2.3: Groene zones
Er wordt een groene zone met een minimale doorlopende oppervlakte van 1.000 m² ingericht. Zonder 20% van deze doorlopende oppervlakte te overschrijden, worden af en toe grasperken voor recreatief gebruik toegestaan.
ARTIKEL 3.3: STRUCTUREREND GEBIED
Artikel 3.3.1: Definitie
« Het structurerende gebied verschaft het publiek bovengronds multimodale toegang tot de site. Afgezien van het feit dat interventievoertuigen doorlopend toegang hebben, is dit gebied opgevat als een openbare ontmoetingsruimte op een privéterrein, waar de zachte weggebruikers over een verbinding beschikken tussen de Pleincampus, de Triomflaan, de andere zones van het BBP en de zone Delta Zuid. »
Artikel 3.3.2: Handelingen en toegestane werken
Het structurerende gebied is een bovengrondse non aedificandi zone. Enkel het stadsmeubilair, eventuele luifels, de paviljoenen die nodig zijn voor de mobiliteit, de toegangen en ventilatiesystemen van een eventuele parking zijn toegestaan.
Ondergronds zijn de bestemmingen van de multifunctionele zone en de uitrustingszone toegestaan.
Reclamepanelen zijn verboden.
Gemotoriseerde voertuigen mogen niet in openlucht parkeren, uitgezonderd interventie- of medische dienstvoertuigen, gedeelde voertuigen en voertuigen voor het vervoer van personen met beperkte mobiliteit (PBM).
ARTIKEL 3.4: RESERVEGEBIED
Deze zone vormt een grondreserve van gemeentelijk belang.
Enkel de infrastructuurwerken met betrekking tot de inrichting van toegangswegen naar de aangrenzende zones zijn er toegestaan. Wanneer de noodzaak van de bestemming bij gemotiveerde beraadslaging door de Gemeenteraad zal zijn aangetoond, zullen de inrichting en de bestemming van deze zone worden bepaald met inachtname van de voorschriften die van toepassing zijn voor een van de zones die er naast liggen.
In functie van de specifieke behoeften te ontmoeten, zal het reservegebied constructies voor een totale vloeroppervlakte bovengrondse van 5.000 m² kunnen ontvangen en - in voorkomend geval – zal bijgevolg de totale vloeroppervlakte bovengrondse van de BBP (vermeld in artikel 2.1.1) tot 130.000 m² worden verhoogd.
ARTIKEL 3.5: ACHTERUITBOUWZONE
Artikel 3.5.1: Definitie
De achteruitbouwzone is een non aedificandi zone die 8 meter breed is vanaf de rooilijn en zich langs de Triomflaan bevindt.
De achteruitbouwzone is aangeplant in volle grond en omvat hoogstammige bomen die de bestaande plantenstructuur van de laan vervolledigen.
De rooilijn is aangeplant met kleine planten (kleiner dan of gelijk aan 1 m).
Artikel 3.5.2: Handelingen en toegestane werken
De onbeplante zones zijn strikt voorbehouden aan voetgangersvoorzieningen en wegen die nodig zijn voor de bediening van de site. De wegen mogen niet als gemotoriseerde verbinding tussen twee toegangen dienen.
ARTIKEL 3.6: OPENBARE WEG
De openbare weg is bedoeld om de multimodale toegankelijkheid van de aangrenzende percelen te garanderen. Ze wordt ingericht in overeenstemming met de functie zoals die wordt bepaald in het gewestelijke wegennet.
ARTIKEL 4: AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN
ARTIKEL 4.1: PERIMETER VAN DE ZIJDELINGSE INSPRINGSTROKEN
De perimeter van de zijdelings inspringstroken is niet bebouwbaar in de superstructuur boven het natuurlijke niveau van het terrein van de aangrenzende eigendommen, aangezien het niveau wordt berekend volgens het recht van mede-eigendom.
De toegangen en de circulatieruimten zijn toegestaan en worden op ten minste 1 meter van de mandelige grens geplaatst. De rest van de perimeter wordt beplant en garandeert een landschappelijke integratie van de omgeving van de site ten opzichte van de aangrenzende percelen (bijvoorbeeld de berm of beplante terrassen,...).
ARTIKEL 4.2: SPOORWEGPERIMETER
Deze perimeter is bestemd voor de spoorweginstallaties.
Een overhangende constructie in deze perimeter is toegestaan, uitgezonderd bij een superpositie met non aedificandi zones, waar de spoorwegperimeter in dat geval niet bebouwbaar is en tegelijk overbrugbaar blijft.