Verordening betreffende economische steunmaatregelen in het kader van de coronacrisis via de terugbetaling van de onroerende voorheffing
DE RAAD
Gelet op de nieuwe gemeentewet,
Gelet op het ministerieel besluit van 23 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, ter vervanging van de ministeriële besluiten van 13 en 18 maart en hun opeenvolgende wijzigingen;
Overwegende wat volgt:
De minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken heeft verschillende ministeriële besluiten aangenomen betreffende de noodmaatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 tegen te gaan.
Die maatregelen hebben zich concreet vertaald in de sluiting van niet-voedingswinkels, restaurants, cafés en andere handelszaken die als niet-essentieel worden beschouwd.
De maatregelen hebben een financiële impact op de lokale handelszaken die hun inkomsten zien verdwijnen, terwijl de vaste kosten blijven doorlopen.
Een van die vaste kosten is de onroerende voorheffing die betaald dient te worden door de eigenaar of bezitter van een onroerend goed en waarvan de betaling indirect verhaald wordt op de uitbater wanneer hij door de belastingheffer niet als directe belastingplichtige is aangeduid.
Het is noodzakelijk om financiële steun voor de lokale handelszaken te voorzien omdat ze rechtstreeks bijdragen aan het economische en sociale leven in de gemeente. Het is van cruciaal belang dat die activiteiten blijven voortbestaan.
Via die financiële steun wil de gemeente de belastingdruk voor de lokale handelszaken en bedrijven verminderen. Hierdoor moeten die bedrijven en handelszaken minder vaste kosten betalen tijdens de sluitingsperiode die door de regering is opgelegd om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan.
De financiële steun wordt uitsluitend toegekend aan uitbaters van een commerciële activiteit op het grondgebied van de gemeente. De bevoegdheid van de gemeente beperkt zich immers tot haar grondgebied.
BESLIST:
Een verordening aan te nemen betreffende economische steunmaatregelen in het kader van de coronacrisis via de terugbetaling van de onroerende voorheffing, als volgt opgesteld:
Artikel 1
Er wordt een terugbetaling voorzien voor het gemeentelijk deel van de onroerende voorheffing voor de uitbaters van een commerciële activiteit met één of meerdere vestigingseenheden en/of maatschappelijke zetels die zich uitsluitend op het grondgebied van de gemeente Oudergem bevinden en waarvan de activiteiten volledig of deels opgeschort zijn naar aanleiding van de noodmaatregelen die de federale regering genomen heeft om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 tegen te gaan.
Artikel 2
Rechtspersonen of natuurlijke personen die een of meerdere vestigingseenheden op het grondgebied van andere gemeentes hebben, genieten geen terugbetaling van het gemeentelijk deel van de onroerende voorheffing.
Artikel 3
§1 De terugbetaling van de onroerende voorheffing wordt berekend op basis van het aantal sluitingsmaanden. Elke begonnen maand wordt als een volledige maand geteld.
Het aantal sluitingsmaanden wordt bepaald volgens de officiële maatregelen die door de federale regering en de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken genomen zijn.
§2 De terugbetaling wordt enkel berekend op het gemeentelijk deel van de onroerende voorheffing.
§3 De terugbetaling bedraagt maximaal € 3000 en er geldt geen minimumbedrag.
Artikel 4
§1 Er is geen automatische terugbetaling. Elke terugbetaling moet schriftelijk bij het college van burgemeester en schepenen aangevraagd worden en dat uiterlijk op 31 december 2020.
§2 Onverminderd paragraaf 4 kan er enkel een terugbetaling worden toegekend indien de aanvrager het betalingsbewijs van de laatste onroerende voorheffing voorlegt.
§3 De aanvraag moet ingediend worden door een geldig gemachtigd persoon die de aanvrager vertegenwoordigt en dient de volgende gegevens te bevatten:
* naam van de handelszaak, adres en het inschrijvingsnummer in de Kruispuntbank van Ondernemingen of het btw-nummer;
* korte omschrijving van de handelsactiviteiten;
* kopie van het laatste aanslagbiljet van de onroerende voorheffing voor het betreffende gebouw;
* betalingsbewijs van de onroerende voorheffing.
§4 Indien de aanvrager een nieuwe handelszaak uitbaat en indien de laatste onroerende voorheffing ingekohierd is ten laste van de vorige eigenaar van het gebouw, dient de aanvrager een kopie van het aanslagbiljet voor te legen om meteen een terugbetaling te ontvangen.
Artikel 5
Om de verwerking van de ingediende aanvragen te verzekeren, bepaalt het college van burgemeester en schepenen welke leden van het gemeentepersoneel gemachtigd zijn voor het uitvoeren van alle fiscaleonderzoeksbevoegdheden krachtens titel VII, hoofdstukken 1,3, 4 en 6 tot en met 9 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen.
Artikel 6
In geval van betwisting kan de aanvrager of zijn vertegenwoordiger een klacht indienen bij het college van burgemeester en schepenen dat als administratieve overheid optreedt.
De klacht moet gemotiveerd zijn en ingediend worden binnen drie maanden te rekenen vanaf de bekendmaking van de beslissing betreffende de aanvraag tot terugbetaling.