Mondelinge vraag van Matthieu Pillois (LB) betreffende de beslaglegging op kunstwerken uit het gemeentehuis
Geachte mijnheer de voorzitter van de raad,
Geachte mevrouw de burgemeester,
Geachte collega's,
Op 23 mei jongstleden vernamen we via de pers dat er beslag was gelegd op 18 kunstwerken uit het gemeentehuis aangezien de gemeente zou hebben geweigerd om een schadevergoeding van 2.047 euro te betalen omdat ze niet is ingegaan op het verzoek van een Nederlandstalige bestuurder om de procedure te voltooien in zijn moedertaal met betrekking tot een parkeerbon van 25 euro.
Mijn vragen luiden als volgt:
Kunt u ons de grond van de zaak toelichten en uitleggen waarom precies de gemeente werd veroordeeld tot het betalen van deze schadevergoeding?
Heeft de gemeente inmiddels het gevraagde bedrag betaald en heeft ze de in beslag genomen kunstwerken terug in haar bezit?
Wat is de gemeente van plan om te ondernemen zodat een dergelijke situatie zich in de toekomst niet meer voordoet?
Ik dank u voor uw antwoorden.
- Antwoord van mevrouw Sophie de Vos, waarnemend burgemeester
Dank u voor uw vraag.
Ik kan u meteen geruststellen: er werd geen enkel schilderij in beslag genomen en de pers heeft helaas volstrekt verkeerde informatie verspreid.
Alvorens dit specifieke dossier te bespreken, wil ik de context van dit geschil toelichten.
Het spreekt voor zich dat onze gemeente geen juridische stappen heeft ondernomen en niet voor niets 2.000 euro heeft neergeteld voor een eenvoudige parkeerretributie van 25 euro.
De waarheid is dat de echtgenoot van de persoon die de retributie dient te betalen, advocaat is en alle mogelijke middelen heeft ingezet om de betaling van deze retributie te betwisten.
Daarbij heeft hij enkele principiële bezwaren aangevoerd, die in onze praktijk van belang zijn omdat ze in veel andere dossiers voorkomen, zowel met betrekking tot parkeerretributies als wat de volgende punten betreft:
- Wat is de geldigheid van een vaststelling die of proces-verbaal dat in de taal van de houder van de nummerplaat is opgesteld wanneer de gebruiker een andere taalkundige rol heeft? Concreet heeft dit betrekking op een groot deel van de processen-verbaal betreffende leasingvoertuigen, omdat de houder van de nummerplaat een bedrijf is en we vaststellen dat ze het Nederlands gebruiken, terwijl veel gebruikers die een overtreding begaan Franstalig zijn. Het gaat er dus om te achterhalen of een vaststelling die of proces-verbaal dat op grond van de bij de Dienst voor Inschrijvingen van Voertuigen (DIV) opgegeven taalrol is opgesteld, geldig is wanneer de gebruiker een andere taalrol heeft.
- Tussen het moment waarop de vaststelling wordt gedaan en naar de retributieplichtige wordt gestuurd of tussen het moment waarop het parkeerticket onder de ruitenwisser wordt geplaatst en het verzenden van het betaalorder naar de personen die de retributie of de boete niet hebben betaald verstrijkt een periode van enkele maanden. Kan men zich op deze termijn beroepen om aan te voeren dat de verstreken termijn de retributieplichtige belet om zich de feiten te herinneren en zijn verdedigingsrecht op nuttige wijze uit te voeren?
- Moet het betalingsbevel van de ontvanger bij aangetekend schrijven worden verstuurd op straffe van nietigheid of volstaan andere bewijzen en de datum van de verzending? Zijn de procedureformaliteiten die het betalingsorder moeten omkaderen al dan niet op straffe van nietigheid voorgeschreven?
Het is op het vlak van dit laatste rechtspunt dat wij in de rechtbank hebben verloren. Wat de andere punten betreft, werd de geldigheid van onze handelingen door de rechter bevestigd.
Dit is wat er werkelijk gebeurde:
1) De gemeente stuurde een Franstalige inwoonster van Etterbeek een forfaitaire parkeerretributie van 25 euro.
2) De partner van deze dame – die zich uitdrukt in het Nederlands - die fungeerde als gebruiker van het voertuig op het moment van de feiten verzocht om de documenten met betrekking tot de procedure voor invordering van de retributie in het Nederlands te ontvangen.
3) Per brief van 29 september 2016, (het is een oude zaak) liet de gemeente hem weten dat het retributiereglement erin voorziet dat de retributie verschuldigd is door
de nummerplaathouder van het voertuig.
De klacht is dan ook niet-ontvankelijk verklaard waarbij de procedure voor invordering werd voortgezet in het Frans ten laste van mevrouw.
4) De heffingsplichtige heeft doelbewust geweigerd om de haar gevorderde retributie van 25 euro te betalen, wat de gemeenteontvanger ertoe bracht om een dwangbevel te laten betekenen op 14 november 2017.
Welnu, hier is sprake van onze enige fout: we hebben dit dwangbevel niet per aangetekende post laten betekenen.
5) Op 3 januari 2018 ontvangt de gemeente een kopie van het bij de rechtbank ingediende verzoekschrift tegen de procedure voor invordering van de onbetaalde retributie.
6) Op 9 januari 2018 stelt het College voor om het conflict via een minnelijke schikking op te lossen door de invorderingskosten te betalen en op voorwaarde dat de retributie van 25 euro wordt betaald.
Dit voorstel werd verworpen door de verzoekers die ten aanzien van de gemeente een morele schadevergoeding van 250 euro eisten.
Aangezien de vermeende morele schadevergoeding geleden door de verzoekers niet met ondersteunend bewijsmateriaal werd gestaafd, werd het geschil voortgezet.
7) Op 27 augustus 2018, trekt de gemeente, op aanraden van haar advocaat, het dwangbevel dat het voorwerp uitmaakt van het beroep in en dit om de procedure voor invordering ten opzichte van de wettelijke eisen te regulariseren (artikel 137 bis NGW)
aangezien we, zoals reeds gezegd, het dwangbevel per aangetekende post hadden moeten laten betekenen.
8) Op 14 januari 2019 doet de rechtbank van Eerste Aanleg een uitspraak. De rechtbank neemt nota van de beslissing tot intrekking van het litigieuze dwangbevel.
Echter en in tegenstelling tot wat de verzoekers suggereren, stelt de rechtbank de gemeente in het gelijk inzake goed taalgebruik.
De rechtbank preciseert tot slot dat het aan mevrouw was – nummerplaathouder- om een klacht in te dienen namens zichzelf en in de taal van haar keuze, wat ze niet heeft gedaan (de geldigheid van de brief van de gemeente van 29 september 2016 is dus bevestigd).
9) Op 24 augustus 2018 verstuurt de gemeente een aanmaning per aangetekende brief aan mevrouw (ditmaal in het Nederlands) overeenkomstig hetgeen bepaald is in de procedure voor invordering van artikel 137 bis van de NGW.
10) Op 29 augustus 2018 betwist mevrouw de procedure voor de invordering met als argument dat haar rechten van verdediging zijn geschonden, waarbij de feiten die de retributie rechtvaardigen dateren van meer dan twee jaar geleden.
11) Op 19 september 2018 antwoordt de gemeente dat de feiten niet werden betwist in 2016 en dat pas in augustus 2018 heffingsplichtige voor de eerste keer sprak over de onregelmatigheid van het proces-verbaal opgesteld in 2016.
12) Op 14 maart 2019 wordt het vonnis van de rechtbank betekend aan de gemeente;
13) Op 9 april 2019 wordt een verklaring tot schuldvordering betekend aan de gemeente –
minder dan een maand vóór de beroepstermijn. Dit bedrag heeft betrekking op proceskosten verbonden aan de juridische stappen ondernomen door de heffingsplichtigen. Het werd geenszins op hun rekening overgemaakt. We hadden overigens geen enkele reden om haast te maken met de betaling aangezien de beroepstermijn nog aan het lopen was.
14) Op 14 mei 2019 om 10 uur neemt het College nota van het vonnis en de ontvanger wordt belast met het betalen van het bedrag van 1.739,56 euro op de rekening van de advocaat van mevrouw.
15) de volgende dag, zonder naleving van de procedures die doorgaans gebruikelijk zijn bij beslagleggingen door deurwaarders, komt een gerechtsdeurwaarder langs bij de gemeente om er een inventaris op te stellen van voor beslag vatbare goederen. Ongehoord. Niet alleen volstond het om na te gaan dat we wel degelijk vooraf hadden betaald (wat een kwestie van minuten was aangezien het punt net behandeld was in het College), maar ook zijn de goederen eigenlijk niet voor beslag vatbaar omdat ze tot het openbaar domein behoren. Bovendien was de lijst van de gerechtsdeurwaarder zo slordig uitgewerkt dat de schilderijen in het geval van een werkelijke beslaglegging zelfs niet nauwkeurig identificeerbaar waren. Een grote puinhoop.
Onze ontvanger heeft uiteraard betaald – na aftrek van de kosten van de slotenmaker die ten onrechte werden aangerekend - ook weer flauwekul – aangezien in deze zaak niemand de deuren van het gebouw heeft moeten forceren, het gemeentehuis is immers een plek die voor iedereen vrij toegankelijk is.
Kortom: geen slecht taalgebruik, geen beslaglegging op schilderijen, enkel een factuur voor de juridische stappen ondernomen door burgers die een administratieve fout hebben opgeblazen.