Belasting-Reglement op parkeerplaatsen
ARTIKEL 1
§1 Er wordt vanaf 1 januari 2025 tot en met 31 december 2030 een gemeentebelasting gevestigd op de parkeerruimten die bestemd zijn voor het plaatsen van een gemotoriseerd voertuig, gratis of betalend ter beschikking gesteld door iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon en bestemd voor het onthaal van hetzij personen die er werken ongeacht hun statuut, hetzij klanten, hetzij leveranciers, hetzij bezoekers.
§2Worden bedoeld:
- garages en alle overdekte ruimten voor het parkeren van motorvoertuigen met minstens 10 parkeerplaatsen voor motorvoertuigen.
- openluchtparkeerruimten voor motorvoertuigen, buiten de openbare weg, en met minstens 10 parkeerplaatsen voor motorvoertuigen.
ARTIKEL 2
De belasting is verschuldigd door de eigenaar van de gebouwen waar de parkeerplaatsen zijn ingepland.
In geval van erfpacht of van opstal, is de belasting hoofdelijk verschuldigd door de opstalgever en respectievelijk door de erfpachter en de opstalhouder. In geval van vruchtgebruik, is de belasting hoofdelijk verschuldigd door de blote eigenaar en de vruchtgebruiker. In geval van huur, is de belasting hoofdelijk verschuldigd door de eigenaar en de huurder.
ARTIKEL 3
§1 De belasting wordt bepaald op vijfendertig euro (35€) per parkeerplaats.
§2 De belasting is verschuldigd voor het hele jaar.
Wanneer het ter beschikking stellen van parkeerplaatsen echter in de loop van het jaar begint of eindigt, zal de belasting verschuldigd zijn voor de periode die gedekt wordt door deze terbeschikkingstelling. Ieder begonnen trimester wordt beschouwd als een volledig trimester.
ARTIKEL 4
De belasting wordt niet verschuldigd :
- voor parkeerplaats gratis ter beschikking gestelde voor autodelen ;
- voor de parkeerplaats die gratis is voorbehouden voor gebruikers van een universele snelle elektrische oplaadinrichting die op die ruimte is geïnstalleerd
- De parkeerplaats gratis voorbehouden voor houders van een vrijstellingskaart voor gehandicapten
- De parkeerplaats gratis voorbehouden voor voertuigen van hulpdiensten (brandweer, ziekenwagen, enz.)
ARTIKEL 5
Het gemeentebestuur stuurt naar de belastingplichtige een aangifteformulier dat degelijk ingevuld en ondertekend moet teruggezonden worden, binnen de termijn van een maand ingaande op de datum van verzending.
De belastingplichtige die geen aangifteformulier ontving wordt verondersteld dit formulier bij het gemeentebestuur aan te vragen, ten laatste op de 15de januari die volgt op het betreffende dienstjaar.
De verklaring geldt tot herroeping. In geval van wijziging van de belastbare situatie dient spontaan een nieuwe aangifte te gebeuren door de belastingplichtige binnen een termijn van tien dagen in voege tredend op de dag van de wijziging.
ARTIKEL 6
§ 1 Indien geen aangifte gedaan wordt binnen de gestelde termijn of ingeval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte door de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd op basis van de elementen waarover het gemeentebestuur beschikt.
Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve aanslag, stelt het gemeentebestuur de belastingplichtige bij ter post aangetekend schrijven in kennis van de redenen waarom het zijn toevlucht neemt tot deze procedure, de elementen waarop de belastingheffing is gebaseerd, de wijze waarop deze elementen bepaald werden en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen die begint te lopen op de derde werkdag na de datum van verzending van de kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk over te maken. De belastingplichtige dient het bewijs te leveren dat de elementen die hij inroept correct zijn.
Het gemeentebestuur gaat over tot de ambtshalve inkohiering van de belasting als de belastingplichtige bij het verstrijken van deze termijn geen opmerkingen heeft overgemaakt die de annulering van deze procedure zouden rechtvaardigen.
§ 2 De ambtshalve ingekohierde bijdragen worden als volgt verhoogd:
- eerste ambtshalve inkohiering: 20 % van het verschuldigde of als dusdanig beschouwde recht;
- tweede ambtshalve inkohiering: 50 % van het verschuldigde of als dusdanig beschouwde recht;
- vanaf de derde ambtshalve inkohiering: 100 % van het verschuldigde of als dusdanig beschouwde recht;
Er wordt voor de berekening van de verhoging geen rekening gehouden met een ambtshalve inkohiering als de belasting in de loop van de drie boekjaren volgend op het boekjaar waarop deze ambtshalve inkohiering betrekking heeft normaal ingekohierd werd.