Belasting op de reclame-inrichtingen die tot hoofdoel de financiering van een door de wetgever erkende openbare dienst hebben

 

I. DUUR EN GRONDSLAG VAN DE BELASTING


Artikel 1.

Er wordt vanaf de dienstjaar 2012 een belasting geheven op de reclame-inrichtingen die tot hoofddoel de financiering hebben van een door de wetgever erkende openbare dienst en die zich bevinden in de openbare ruimte of zichtbaar zijn van de openbare ruimte.
De reclame-inrichtingen die door het onderhavige reglement worden beoogd, ontsnappen aan de toepassing van het reglement betreffende de belasting op de vaste panelen

Artikel 2.

§ 1. Voor de toepassing van onderhavig reglement, verstaat men onder:

a) publiciteit : elk opschrift, vorm of beeld, met als doel het publiek te informeren of de aandacht ervan te trekken, uitgezonderd de uithangborden en de bewegwijzering voor wegen, plaatsen en gebouwen van algemeen nut of toeristische gebouwen;
b) publicitaire inrichting : elke drager, ruimte of middel ingezet, tot stand gebracht, ingericht of gebruikt om publiciteit te ontvangen, het zij door aanplakking, nieten, verankering, schilderen, verven, vasthechting, projectie of elk ander middel;

§ 2. Onder openbare dienst wordt verstaan: elke taak die de vervulling van een behoefte van algemeen belang beoogd en waarvan de regelmatige uitvoering nodig wordt geacht door de wetgever en dit onafhankelijk van het organisme dat deze taak verricht.

§ 3. Onder reclame-inrichtingen, die tot hoofddoel de financiering van een door de wetgever erkende openbare dienst hebben, wordt verstaan: de reclame-inrichtingen waarvan minstens 50 % van de netto-ontvangst, die eruit voortkomt, bestemd is voor de financiering van de openbare dienst.
 

II. BELASTINGPLICHTIGE

Artikel 3.

De belasting is hoofdelijk verschuldigd door de exploitant van de reclame-inrichting, door de titularis van een zakelijk recht op de reclame-inrichting of, desgevallend, op het gebouw waarop de reclame-inrichting voorkomt, door de installateur van de reclame-inrichting, door de aankondiger en door de natuurlijke persoon of rechtspersoon die voordeel heeft bij de
publiciteit.
 

III. AANSLAGVOET

 

Artikel 4

Het belastingtarief voor reclame-inrichtingen, die tot hoofddoel de financiering van een door de wetgever erkende openbare dienst hebben, bedraagt 75,00 EUR per m² per dienstjaar.

Artikel 5.

Toepassing van de belasting:
a) De belasting is verschuldigd per publicitaire inrichting.
b) 1. Voor de berekening van de belasting, wordt elke fractie van m² geteld voor een volledige m².
b) 2. Als uitzondering op b)1, gebeurt de taxatie voor publicitaire inrichtingen van minder dan 4 m², per schijf of fractie van 0,25 m² tegen het tarief vastgesteld per m² gedeeld door 4.
c) Voor de publicitaire inrichtingen uitgerust met meerdere publicitaire kanten, wordt het belastingtarief vermenigvuldigd met het aantal publicitaire kanten.
d) Voor de publicitaire inrichtingen uitgerust met een systeem dat de opeenvolging of het defileren van meerdere publicitaire boodschappen langs één zelfde kant toelaat, wordt het belastingtarief verdubbeld.
e) Indien de oppervlakte van de publicitaire inrichting verschilt van de zichtbare publicitaire oppervlakte, wordt de taks berekend op basis van de zichtbare publicitaire oppervlakte.
 

IV. VRIJSTELLINGEN

Artikel 6.

Zijn vrijgesteld van de belastingen voorzien in onderhavig reglement:
- de reclame-inrichtingen van de Gemeente;
- de reclame-inrichtingen die uitsluitend bestemd zijn voor publiciteit van openbaar belang, alsook die voor evenementen van liefdadige of filantropische aard als dusdanig erkend ;
- de reclame-inrichtingen die uitsluitend bestemd zijn voor publiciteit voor evenementen die door de Stad georganiseerd of medegeorganiseerd worden en die het voorwerp uitmaken van een partnershipovereenkomst;
 

V. AANGIFTE

Artikel 7.

De Administratie bezorgt de belastingplichtige een aangifteformulier dat hij behoorlijk ingevuld en ondertekend, dient terug te zenden binnen een termijn van 30 dagen na toezending van het formulier. Indien er zich een wijziging voordoet in de belastbare elementen is de betrokkene verplicht zijn aangifte te herroepen en ze door een nieuwe te vervangen binnen de tien dagen na de wijziging.

De belastingplichtige die geen aangifteformulier ontvangen heeft dient de elementen nodig voor de taxatie, ten laatste op 31 december van het aanslagjaar bij de Administratie aan te geven. Bij gebrek aan of bij ontoereikende aangifte wordt de belastingplichtige van ambtswege belast volgens de elementen waarover de Administratie kan beschikken,
behoudens het recht van bezwaar en beroep. De van ambtswege ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan het verschuldigde of het als dusdanig geraamd recht.
 

VI. INVORDERING EN GESCHILLEN

Artikel 8.

Onderhavige belastingen worden door middel van een kohier geïnd.

Artikel 9.

(Opgeheven door het reglement van 28 mei 2014)
 

VII. AANVANG VAN DE TOEPASSING

Artikel 10.

Huidig reglement is op 1 januari 2012 toegepast.